CvB-voorzitter Verhofstad over kwestie internationale studenten: “Blijf het in perspectief zien”
Er zit een stop op de actieve werving van internationale studenten. Althans, voorlopig en behalve bij tekorten in bepaalde sectoren. Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, riep daar eind vorig jaar toe op. Het probleem? Woningnood, stampvolle collegezalen, verengelsing van het onderwijs en verdringing. Een gesprek met onze College van Bestuursvoorzitter, Rob Verhofstad, over de kwestie.
Wat was uw reactie op de brief van minister Dijkgraaf? Herkent de HAN zich in de problematiek?
Rob Verhofstad (RV): “Deels. Als je landelijk kijkt, is het overduidelijk dat er iets moet gebeuren. Studenten komen in groten getale naar Nederland om te studeren en kunnen vervolgens nergens wonen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ook in Nijmegen is deze woningnood er, in Arnhem minder. Vooral in een aantal grote Nederlandse steden is de situatie dramatisch.”
“Als je het regionaal bekijkt, zijn er grote verschillen. Zo is er een aantal universiteiten waar het aandeel internationale studenten 30 of zelfs 50 procent van hun gehele studentenpopulatie betreft. Hele opleidingen zijn ‘verengelst’ en soms treedt een verdringingseffect op, waarbij Nederlandse studenten in de minderheid zijn. Bij de HAN is het aandeel internationale studenten 4,8 procent. Dat zet één en ander in perspectief. Bovendien zijn onze internationale studenten vooral te vinden op de International School of Business en een aantal Engelse takken van bijvoorbeeld Social Work en Automotive & Engineering. Logische keuzes als je hun werkveld in acht neemt. Als je het zo bekijkt, kun je het gehele hoger en wetenschappelijk onderwijs niet over één kam scheren.”
Minister Dijkgraaf benadrukte in zijn brief dat instellingen juist niet vanuit hun ‘eigen unieke positie’ moeten redeneren, maar vanuit de houdbaarheid van het stelsel.
RV: “Klopt, maar de Tweede Kamer heeft de minister daarop aangesproken. Omdat er wel degelijk enorme verschillen zijn per regio. Als je bijvoorbeeld naar Zeeland kijkt, maar ook onze regio, staat dat in schril contrast met andere regio’s. Daarmee wil ik niet zeggen dat het hún probleem is. We zijn, als hoger en wetenschappelijk onderwijs, samen verantwoordelijk voor het meedenken aan oplossingen. Zo kun je bijvoorbeeld denken aan het instellen van een numerus fixus bij bepaalde studies, of een herziening van welke opleidingen aangeboden worden in het Engels. Je kunt studenten wellicht beter verspreiden over de regio’s. Dat is de fase waarin het ministerie nu zit: hoe zorg je voor groei- en capaciteitsbeheersing? Is centrale regie vanuit de overheid nodig?”
Is er op de HAN een herziening nodig over het aanbod en het aantal studies in het Engels, ondanks het relatief kleine percentage internationale studenten?
RV: “Allereerst maak je als kennisinstelling opnieuw voor jezelf helder waarom je er bent. Namelijk om studenten op te leiden tot professionals. Dat doe je in principe in het Nederlands, aangezien we een Nederlandse onderwijsinstelling zijn. Je wijkt daar alleen vanaf aan de hand van een aantal toetsstenen.”
“Toetssteen één: het komt de kwaliteit van de opleiding ten goede door deze, gedeeltelijk of in geheel, in het Engels te geven. Denk aan Automotive & Engineering. Deze branche is voornamelijk Engelstalig. Twee: het is goed voor de studenten. Om het Automotive-voorbeeld verder door te trekken: zij zijn gebaat bij Engelstalig onderwijs, zodat ze goed voorbereid de internationale arbeidsmarkt op gaan. Drie: het is goed voor de regio. In bepaalde sectoren, waaronder techniek, zijn er tekorten. Dan is het slim om van buitenaf studenten aan te trekken. Met de hoop dat ze nu en later een bijdrage leveren aan de arbeidsmarkt en dus de economie. Maar ook om kennisuitwisseling te bevorderen en netwerken te vergroten. Bij alle studies die wij aanbieden voor internationale studenten, gelden deze toetsstenen. Wij zien als gevolg geen aanleiding om opleidingen aan te passen of schrappen.”
Wat is dan het grootste knelpunt voor de HAN?
RV: “Veel internationale studenten kunnen geen woonplek vinden, vooral in Nijmegen. In de eerste plaats is het lastig om vanuit je thuisland een kamer te zoeken. Waar begin je, hoe zoek je? Ze stuiten al snel op schaarste en afwijzingen. Vaak starten ze vanaf een tijdelijke plek, zoals een camping, hostel of couchsurfadres (of een tijdelijke kamer die door HAN International Housing Office geregeld kan worden voor non-EU-studenten–red.). Ze zoeken vervolgens naar een betere of meer betaalbare plek, maar die is er niet. Of ze zijn niet gewenst in studentenhuizen. Hoe vaak ik niet hoor of lees dat er door studenten wordt gezocht naar een huisgenoot, maar dan “Dutch only, please”. Dat vind ik ongelooflijk kwalijk. Pure discriminatie. Dit zijn je medestudenten, je medemensen. Ze horen bij de HAN-gemeenschap.”
“Toch is de HAN niet verantwoordelijk voor de woningnood. Wij kunnen dat niet oplossen en dat is ook niet aan ons. Wat we wél zijn, is verantwoordelijk voor onze student en dus voor zijn of haar welzijn. Daarom denken we actief mee in het woningnoodvraagstuk: die verantwoordelijkheid pakken we terdege op. Juist ten behoeve van onze studenten. Wij vinden het ook kwalijk en schrijnend dat ze geen eigen plek hebben. Uiteraard zijn we in gesprek met de gemeentes en andere betrokken partijen om de woningnood aan te pakken. Maar zoiets is complex en kost tijd.”
Nu speelt de woningnood natuurlijk al jaren onder studenten. Je zou kunnen stellen dat de HAN eerder in actie had moeten komen of internationale studenten had moet waarschuwen beter niet naar de HAN te komen.
RV: “Dat kun je vinden, maar als je een stap terug doet, heeft iedere instelling een bepaalde taak en verantwoordelijkheid. Die van ons, als hogeschool, is om studenten op te leiden. Daar hoort, inherent, het faciliteren van onze studenten bij. Maar betekent dit dat we óók verantwoordelijk zijn voor hun huisvesting, vervoer, materialen? Waar begint en eindigt onze facilitering? Dat klinkt alsof we verantwoordelijkheid afschuiven, maar de realiteit is dat vervoersbedrijven verantwoordelijk zijn voor openbaar vervoer, de gemeentes voor huisvesting, de student voor zijn eigen spullen, ga zo maar door. Zij zijn weer afhankelijk van landelijke en regionale politiek, de economie, de wet en bedrijfsvoering.”
“Kortom: je bent als onderwijsinstelling deels hoofdverantwoordelijk, deels medeverantwoordelijk en alles valt en staat bij politiek, economie, besluitvorming en samenwerking. Daarbij kijken we heel zorgvuldig welke opleidingen we in het Engels aanbieden. Het is dus geen ongebreidelde groei, maar een aanbod dat goed is voor studenten, voor de kwaliteit het onderwijs en voor de regio.”
“Om dan te zeggen: stop maar helemaal met het toelaten van internationale studenten, is natuurlijk niet realistisch en absoluut niet wenselijk. Zoals gezegd zijn er goede, gegronde redenen om internationalisering in het onderwijs te hebben. Het levert enorm veel op: het dichten van tekorten op de arbeidsmarkt, kennisuitwisseling, netwerken, het vergroten van kansen, ga zo maar door.”
Dan is er nog het argument dat internationale studenten veel geld opleveren voor onderwijsinstellingen.
RV: “Dat is echt een enorme misvatting. Bij het bepalen van de balans welke studies we in het Engels aanbieden spelen financiële argumenten geen rol. Voor studenten uit de Europese Ruimte (de EU, aangevuld met IJsland, Noorwegen en Liechtenstein,-red.) worden we op dezelfde manier bekostigd als Nederlandse studenten, en studenten van daarbuiten betalen een kostendekkend collegegeld. Het hebben van internationale studenten is dus geen verdienmodel. De facto leveren internationale studenten natuurlijk wél geld op voor de Nederlandse economie: ze wonen er, doen hier hun boodschappen en gaan uit. Of ze blijven hier na hun afstuderen, krijgen een baan en dragen belasting af, wat geld oplevert.”
Hoe is de stand van zaken nu?
RV: “Uiteraard hebben we voldaan aan de oproep van minister Dijkgraaf en zijn gestopt met het actief werven van internationale studenten. Geheel in lijn met de instructie van het ministerie werven we wel voor tekortsectoren. Organische toestroom mag wel, dat behouden we dan ook. Ondertussen denken we mee bij de grote vraagstukken en pakken verantwoordelijkheid waar nodig en mogelijk.”
Snapt u de kritiek die het College van Bestuur soms te verduren krijgt omtrent kwesties als deze?
RV: “Natuurlijk, dat is inherent aan mijn werk als bestuurder. Helaas wordt ‘kritiek geven’ soms verward met ‘het ventileren van frustratie’, zonder nuances. Constructieve kritiek is prima om te gebruiken als startpunt of katalysator voor een gesprek of discussie. Daar sta ik voor open. Want er zijn natuurlijk altijd meerdere kanten aan een kwestie. Bovendien is er doorgaans sprake van een complex krachtenveld, die niet altijd zichtbaar is. Mijn deur staat dan ook altijd open voor iedereen die met me wil praten of sparren, of meer duiding wil. Graag, zelfs.”
Alle reacties (3)
John
Jammer dat je als CvB voorzitter wijst naar anderen maar niet gewoon bij jezelf blijft. En daarnaast gezamenlijk met collega hogescholen via het VH platform eenduidig benadert. Iedere regio heeft zijn eigen voor en nadelen. Daarnaast zijn de staytlrates van studenten ook heel verschillend en leiden een aantal programma’s helemaal niet op voor de Nederlandse economie maar zijn in het belang van de groei van de Hogeschool maar hand in eigen boezem steken ontbreekt hier nog.
Otto
Maar wel blijven werven voor marketingmedewerkers voor de internationale markt...https://han.easycruit.com/intranet/intranet/vacancy/3137245/198511
Els Roelofs
Ik weet niet in hoeverre de HAN oplossingen al biedt, maar met de slogan HAN veilig, schoon en sociaal zou je toch kunnen bedenken om zelf als HAN huisvesting voor studenten te gaan opstarten. In Arnhem is een voormalig gebouw geheel voor studenten omgebouwd, zou zo iets in Nijmegen ook kunnen ?